Sfeervolle ochtend in februari

Met de kijker om de nek fiets ik om half acht weg. Boven de huizen begint het al wat rood te kleuren. Het zal nog een drie kwartier duren voordat de zon aan de horizon zal verschijnen. De afgelopen dagen is het vrij warm geweest voor de tijd van het jaar. Met tien graden in begin februari begint de vogelzang al op gang te komen. Ook vanochtend brengen verschillende stadsmerels hun gezang ten gehore. Er zijn bijna geen auto’s op straat en het rustige melodieuze gezang van de vogels brengt een andere sfeer in de woonwijken.

Als ik even later het wildrooster passeer en de bewoonde wereld achter me laat is er geen vogelgezang meer te horen. Het duurt nog twintig minuten voordat de zon opkomt. Deze tijd heb ik nodig om bij een heideveld te komen waar ik een zonsopkomst kan fotograferen. Als ik de heuvels achter me laat en naar beneden fiets zie ik een damhinde met kalf langs de grindweg. Ze staan in een perceel jonge berkjes dat is omrasterd met schrikdraad. Dat reeën tussen de draden doorlopen heb ik vaak gezien, blijkbaar doen damherten dat ook. Om op tijd bij de heide aan te komen fiets ik door en als ik later achterom kijk is het gezelschap nog druk aan het grazen.

Het grindpad kronkelt nog steeds tussen de bomen naar beneden, de vaart zit er aardig in als ik rechts van het pad beweging zie. Zo te zien is het geen ree, toch maar even stoppen en door de kijker zie ik twee vossen paren. Snel pak ik mijn camera uit de tas, onder het opzetten van de apparatuur zie ik dat de moervos mij doorheeft. Ze probeert los te komen van de rekel, die bijna een derde maal zo groot is. Nadat ik wat foto’s heb gemaakt komen ze los van elkaar en gaan ze uit elkaar.
Als het paar in de verte is verdwenen staat links van de weg een reegeit tussen wat dennen naar mij te kijken, ze heeft er waarschijnlijk tussen de dennen gelegen en mijn aanwezigheid heeft haar een beetje zenuwachtig gemaakt. Ze kijkt nog even in de richting waar de vossen zijn verdwenen en gaat er dan met wat sierlijke sprongen snel vandoor.

Een paar minuten later kom ik bij de heide aan. De zon is al op en probeert door de ochtendnevels door te dringen. Door de kijker zoek ik de vlakte af om te zien of er nog wat dieren lopen. Daar is niets te zien, maar als ik links van me kijk staat er op twaalf meter afstand een vos op het pad, hij snuffelt wat en gaat een eikenbosje in, snel pak ik de camera en maak wat geluidjes om zo zijn aandacht te trekken. De rekel hoort niets, dus ik fluit een keer maar ook dat ontgaat hem. Waarschijnlijk volgt hij het spoor van de moervos die ik al eerder op deze ochtend tegenkwam. Door de kijker zie ik hoe hij overal snuffelt en zo het spoor probeert te volgen. Af en toe verdwijnt hij tussen de bosbessenstruiken. Op een heuveltje kan ik hem weer goed bekijken, bij een afgezaagde boom tilt hij even zijn achterpoot op en laat wat urine achter. Uiteindelijk verdwijnt hij achter het heuveltje.

Het is al ruim een uur na zonsopkomst zodat de kans op ontmoetingen met dieren die nog op pad zijn aanzienlijk kleiner wordt.

Een paar weken geleden ontdekte ik een fotografisch mooie plek waar wat zwijnen lagen te slapen. Nu het mooi weer is, wil ik er nog even gaan kijken. Het laatste stuk ga ik lopen en als ik de fiets tegen een boom zet vliegt er een houtsnip uit een aangrenzend dennenbosje op. Inmiddels is het elf uur geworden en het weer begint te veranderen, er komt meer bewolking. Het mooie plekje kan ik niet zo snel terug vinden, maar wel zie ik een van de zwijnen bij een jong eikje wegschieten. Zonder geluid te maken loop ik verder en op een paar meter afstand zie ik nog een zwijn liggen. Om er wat meer zicht op te hebben loop ik er met een grote boog omheen. Het zwijn blijft liggen en als ik door de lens kijk ligt het dier wel verdacht stil. Hij ademt zo te zien niet en als ik bij het dier aan kom blijkt het dood te zijn. Als ik het dier wat beter bekijk, blijkt het een jong zwijn dat vorig jaar is geboren. Er is verder niets van bloed te zien. Ik sta nog even bij het zwijn te kijken en houd het dan voor gezien.

Nog één keer tuur ik door de kijker de omgeving af. Aan de rand van een dekking, een eind verderop, lijkt het net of er een dier ligt. Ik moet eigenlijk wat dichter bij voor een beter zicht. Ik loop de wissel richting de dekking af en zie een gewei tussen de bosbessenstruiken liggen. Het blijkt zes enden te hebben. De drie onderste enden zijn nog helemaal gaaf en de bovenste drie enden, die de kroon vormen, zijn wat beschadigd. Waarschijnlijk wilde zwijnen die er graag aan kluiven. Het gewei neem ik natuurlijk mee, en als ik in de buurt van de dekking kom en nog eens door de kijker loer blijkt er een hinde met haar kalf te liggen. Aan de rand van de dekking en het open bos liggen ze lekker te herkauwen. Ze hebben mij niet in de gaten. De wind is ongunstig en na een paar minuten ruiken ze toch wat mensenlucht, ze staan allebei op, ruiken nog eens, en dan weten ze het zeker, er is een mens in de buurt en binnen enkele seconden zijn ze in de dichte dekking verdwenen.